Wanneer de Schrift spreekt over de mens die op deze manier dwaas is, bedoelt zij niet dat hij slechts religieus dwaas is. Veeleer bedoelt zij dat de mens een positie heeft gekozen die intellectueel dwaas is, niet alleen te opzichte van wat de Bijbel zegt maar ook ten opzichte van het natuurlijk bestaande, nl het heelal en zijn orde, en ten opzichte van de 'menselijkheid' van de mens. Daar de mens van God en van de Waarheid die Hij geopenbaard heeft, zich heeft afgekeerd, is de mens belachelijk dwaas geworden in zijn visie op hetgeen hij en het heelal werkelijk zijn. De mens is in een positie waarin hij niet leven kan geraakt en is verstrikt in een menigte van intellectuele en persoonlijke dwalingen die tot ondragelijke spanningen leiden.